"Er zijn veel overeenkomsten tussen poëzie en natuurkunde. Beide zijn innerlijke
studies van de natuur. Beide zijn filosofieën van het leven en de natuur. Beide
vullen elkaar aan, als twee zijden van een munt. Wanneer natuurkunde niet in
staat is om het leven, de oorsprong van het universum, de mensheid en haar
toekomst te verklaren, komt poëzie naar voren. Wanneer poëzie eindigt en
andere realiteiten van het leven beginnen, komt natuurkunde van pas. Dit boek
is geschreven tijdens de Covid19-periode, waarin de dichter probeert de natuur,
de maatschappij, de mensheid en de wetenschap te verklaren door middel van
poëzie."